
Полная версия:
Фиона Грейс Moord in het landhuis
- + Увеличить шрифт
- - Уменьшить шрифт
‘Ik zal de winkel huren,’ flapte ze eruit. De woorden verlieten haar lippen voordat haar hersenen beseften wat ze zei.
De witte wenkbrauwen van de man schoten met duidelijke verrassing omhoog. ‘Sorry, wat zei je nou?’
‘Ik zal het huren,’ herhaalde Lacey snel, voordat het logische deel van haar geest de kans kreeg om haar er weer vanaf te praten. ‘U kunt het niet verkopen. Het heeft te veel geschiedenis, dat zei u net zelf. Te veel sentimentele waarde. En ik ben heel erg betrouwbaar. Ik heb hier ervaring mee. Een soort van.’
Ze dacht aan de douanebeambte met de donkere wenkbrauwen op het vliegveld, die haar had verteld dat ze een visum nodig had om te werken, en hoe ze haar vol zelfvertrouwen had verzekerd dat dat wel het laatste was wat ze in Engeland wilde doen: werken.
En wat moest ze met Naomi? Haar baan bij Saskia? Wat moest ze daar allemaal mee?
Plotseling deed het er allemaal niet toe. Dat gevoel waarmee Lacey was geraakt toen ze de winkel had gezien, was net zoiets als liefde op het eerste gezicht geweest. Ze gooide zichzelf in het diepe.
‘Dus? Wat denkt u ervan?’ vroeg ze hem.
De oude man zag er een beetje verbluft uit. Lacey kon hem dat niet kwalijk nemen. Hier stond deze vreemde Amerikaanse vrouw, in kleding die zo uit de kringloopwinkel had kunnen komen, en die hem vroeg om zijn winkel aan haar te verhuren, terwijl hij al had besloten om het pand te verkopen.
‘Nou... Ik...’ begon hij. ‘Het zou leuk zijn om het nog wat langer in de familie te houden. Dit is ook niet de beste tijd om het te verkopen, zoals de markt nu is. Maar ik moet eerst met Martha overleggen, mijn vrouw.’
‘Natuurlijk,’ zei Lacey. Ze krabbelde snel haar naam en nummer op een strookje papier en gaf het aan hem, verrast door hoe zeker ze zich voelde. ‘Neem alle tijd die u nodig hebt.’
Ze had tenslotte tijd nodig om haar visum te regelen, een bedrijfsplan, financiën en voorraad uit te werken, en nou ja: alles. Misschien moest ze beginnen met een exemplaar kopen van Hoe run ik een winkel voor dummies.
‘Lacey Doyle,’ las de man van het papiertje dat ze hem had gegeven.
Lacey knikte. Twee dagen geleden was die naam haar zo onbekend geweest. Nu voelde het weer als het hare.
‘Ik ben Stephen,’ antwoordde hij.
Ze schudden elkaar de hand.
‘Ik kijk uit naar uw telefoontje,’ zei Lacey.
Ze verliet de winkel met een hart vol verwachting. Als Stephen zou besluiten het pand aan haar te verhuren, dan zou ze op een veel permanentere basis in Wilfordshire verblijven dan ze had gepland. Die gedachte zou haar bang moeten maken. Maar in plaats daarvan gaf het haar een verrukt gevoel. Het voelde zo goed. Meer dan goed. Het voelde als haar lot.
HOOFDSTUK VIJF
‘Ik dacht dat dit een vakantie was!’ De woedende stem van Naomi explodeerde door de mobiele telefoon die tussen Lacey’s oor en haar schouder geklemd zat.
Ze zuchtte en sloot zich van de tirade van haar zus af, terwijl ze op het toetsenbord tikte van de computer in de bibliotheek van Wilfordshire. Ze controleerde de status van haar online aanvraagformulier om haar vakantievisum naar een visum voor startende ondernemers om te zetten.
Na haar ontmoeting met Stephen had Lacey zich op het nodige onderzoek gestort, en ze had ontdekt dat ze, als een vloeiend spreker van de Engelse taal en met een gezonde hoeveelheid kapitaal op de bank, alleen nog een fatsoenlijk bedrijfsplan nodig had. Dat was iets waar ze veel ervaring mee had, dankzij Saskia’s neiging om verantwoordelijkheden op Lacey’s schouders af te schuiven die ver boven haar salarisschaal lagen. Het had Lacey slechts enkele avonden gekost om het plan op te stellen en in te dienen; een moeiteloos proces dat haar er meer dan zeker van maakte dat het universum haar hele nieuwe leven een handje hielp.
Toen ze inlogde op het officiële portaal van de Britse overheid, zag ze dat haar aanvraag nog steeds werd weergegeven als ‘in behandeling’. Ze was zo wanhopig om verder te gaan dat ze er niets aan kon doen dat ze zich een beetje teleurgesteld voelde. Toen richtte ze haar aandacht weer op Naomi’s stem in haar oor.
‘Ik kan níét geloven dat je gaat verhuizen!’ schreeuwde haar zus. ‘Voorgoed!’
‘Het is niet voorgoed,’ verklaarde Lacey kalm. Ze had in de loop der jaren veel kunnen oefenen om niet in de stemming van Naomi mee te gaan. ‘Het visum is slechts twee jaar geldig.’
Oeps. Foute zet.
‘Twéé jáár?’ schreeuwde Naomi, en haar woede bereikte een kookpunt.
Lacey rolde met haar ogen. Ze was zich er volledig van bewust dat haar familie haar beslissing niet zou ondersteunen. Naomi had haar in New York tenslotte nodig als kinderoppas en mama behandelde haar eigenlijk als een soort hulpverlener bij al haar emotionele toestanden. De duizelingwekkende boodschap die ze de Doyle Meisjes had geappt, had een reactie als een atoombom uitgelokt. Dagen later had Lacey nog steeds last van de nasleep.
‘Ja, Naomi,’ antwoordde ze teleurgesteld. ‘Twee jaar. Ik denk dat ik dat wel verdien, of niet? Ik heb David veertien jaar gegeven. Vijftien jaar aan mijn werk. New York City heeft me negenendertig jaar gehad. Ik ga richting de veertig, Naomi! Wil ik echt mijn hele leven op één plek hebben gewoond? Eén carrière hebben gehad? Met één man zijn geweest?’
Het knappe gezicht van Tom flitste door haar gedachten toen ze dat zei en ze voelde haar wangen onmiddellijk warm worden. Ze was zo druk bezig geweest met het regelen van haar potentiële nieuwe leven dat ze niet meer naar de patisserie terug was geweest. Haar visioen van een langzaam ontbijt op het terras was tijdelijk vervangen door een banaan voor onderweg en een kant-en-klare frappuccino uit de supermarkt. In feite was het pas net tot haar doorgedrongen dat ze, als deze deal met Stephen en Martha tot stand kwam, de winkel tegenover Tom zou huren. Dan zou ze hem élke dag door haar raam zien. Het kriebelde in haar buik van vreugde bij die gedachte.
‘Hoe moet het dan met Frankie?’ jammerde Naomi, waarmee ze haar terugbracht naar de realiteit.
‘Ik heb hem een doos fudge gestuurd.’
‘Hij heeft zijn tante nodig!’
‘Hij heeft me nog steeds! Ik ben niet dood, Naomi, ik ga gewoon een tijdje in het buitenland wonen.’
Haar kleine zusje verbrak de verbinding.
Negenendertig, maar ik word behandeld als zestien, dacht Lacey wrang.
Terwijl ze haar mobiel in haar zak stopte, zag Lacey iets op het computerscherm flikkeren. De status van haar aanvraagformulier was van ‘in behandeling’ naar ‘goedgekeurd’ veranderd.
Met een gilletje sprong Lacey op van haar stoel en ze pompte met haar vuist in de lucht. Alle senioren die op de andere computers van de bibliotheek patience zaten te spelen, keken haar geschrokken aan.
‘Sorry!’ riep Lacey, in een poging haar opwinding te temperen.
Ze ging weer terug zitten, ademloos van bewondering. Het was haar gelukt. Ze had groen licht gekregen om haar plan in gang te zetten. En het was allemaal zo moeiteloos gegaan. Lacey kon er niets aan doen, maar ze vermoedde dat het lot er een handje bij geholpen had...
Er was nog één laatste hindernis. Stephen en Martha moesten akkoord gaan om de winkel aan haar te verhuren.
*
Lacey was onrustig toen ze door het stadscentrum slenterde. Ze wilde niet te ver van de winkel afdwalen, want zodra ze een telefoontje van Stephen ontving, zou ze meteen met haar chequeboek en een pen teruggaan en de verdomde deal tekenen voordat haar kritische stemmetje zei dat ze het niet moest doen. Maar Lacey was uitzonderlijk getalenteerd in etalages kijken en ging aan de slag om alles te bekijken wat het stadje te bieden had. Terwijl ze zo rond slenterde, bleven haar goedkope bootschoenen van het vliegveld achter de straatstenen hangen, waardoor ze struikelde en haar enkel verdraaide. Op dat moment besefte Lacey dat ze, als ze als potentiële nieuwe ondernemer serieus genomen wilde worden, van haar hele casual kringloop-look af moest zien te komen.
Ze liep naar de boetiek die naast de lege winkel zat waarvan ze hoopte dat die snel van haar zou zijn.
Ik kan net zo goed kennis gaan maken met de buren, redeneerde ze.
Ze stapte naar binnen en ontdekte dat het een zeer minimalistisch ogende plek was met slechts een paar selecte items. De vrouw achter de toonbank keek op toen ze binnenkwam, en haar neus ging verwaand omhoog toen haar blik over Lacey’s kleding dwaalde. De vrouw was dun en zag er tamelijk streng uit, maar haar golvende bruine haar was op precies dezelfde manier gekapt als dat van Lacey. Haar zwarte jurk deed haar op een soort kwaadaardige kloon van zichzelf lijken, dacht ze geamuseerd.
‘Kan ik u helpen?’ vroeg de vrouw met een zwakke, onaangename stem.
‘Nee, dank u,’ antwoordde Lacey. ‘Ik weet precies wat ik wil.’
Ze koos een tweedelig pakje uit het rek, het type dat ze in New York gewend was te dragen, en toen wachtte ze even. Wilde ze een replica van zichzelf maken? Zich kleden als de vrouw die ze eerder was geweest? Of wilde ze een nieuw iemand zijn?
Ze keerde zich om naar de winkelbediende. ‘Eigenlijk heb ik misschien toch wat hulp nodig.’
Het gezicht van de vrouw bleef onbewogen toen ze achter de toonbank vandaan stapte en naar Lacey toe liep. Blijkbaar nam ze aan dat Lacey tijdverspilling was. Iemand die haar kleding in een kringloopwinkel koopt, kon het zich toch zeker niet veroorloven om in een boetiek als deze te winkelen? Lacey verheugde zich op het moment dat ze met haar bankpasje in het oordelende gezicht van deze vrouw zou kunnen wapperen.
‘Ik heb iets nodig voor mijn werk,’ zei Lacey. ‘Formeel, maar niet te stijf, begrijpt u?’
De vrouw knipperde met haar ogen. ‘En wat voor werk doet u?’
‘Antiek.’
‘Antiek?’
Lacey knikte. ‘Yep. Antiek.’
De vrouw koos iets uit het rek. Het was modieus, een beetje scherp, met een vleugje mannelijkheid in de snit. Lacey nam het mee naar de paskamer en trok het aan om te kijken of de maat goed was. De weerspiegeling die naar haar terug staarde, deed een grijns om haar lippen verschijnen. Ze zag er – durfde ze het te zeggen? – cóól uit. De winkelbediende, met haar pinnige gezicht, had een onberispelijke smaak en een indrukwekkende kijk op hoe ze haar klanten er op hun best kon laten uitzien.
Lacey verliet de paskamer. ‘Het is perfect. Ik neem het. En nog vier in andere kleuren.’
De wenkbrauwen van de winkelbediende schoten omhoog. ‘Pardon?’
Lacey’s telefoon ging. Ze keek naar het schermpje en zag Stephens nummer naar haar opflitsen.
Haar hart maakte een sprongetje. Dit was het! Het telefoontje waarop ze had gewacht! Het telefoontje dat haar toekomst zou bepalen!
‘Ik neem het,’ herhaalde Lacey tegen de winkelbediende, plotseling buiten adem van verwachting. ‘En nog vier in andere kleuren waarvan u denkt dat ze bij me passen.’
De winkelbediende keek verbijsterd toen ze naar de achterkant ging, naar die lelijke grijze opslagschuurtjes dacht Lacey, om meer setjes voor haar te vinden.
Lacey nam haar telefoon op. ‘Stephen?’
‘Hoi, Lacey. Ik ben hier met Martha. Kun je naar de winkel komen om even een praatje te maken?’
Zijn toon klonk veelbelovend en Lacey kon niet anders dan glimlachen.
‘Zeer zeker. Ik ben er met vijf minuten.’
De winkelbediende keerde terug met haar armen vol kleding. Lacey merkte het onberispelijke kleurenpalet op: crème, zwart, donkerblauw en zachtroze.
‘Wilt u ze passen?’ vroeg de winkelbediende.
Lacey schudde haar hoofd. Ze had nu haast en kon niet wachten om haar aankoop af te ronden en naar de buren te rennen. Ze bleef over haar schouder naar de uitgang kijken.
‘Nee. Als ze hetzelfde zijn als deze, dan vertrouw ik erop dat ze goed zullen zijn. Kan ik nu alles afrekenen, alstublieft?’ Ze sprak snel. Haar afnemende geduld was letterlijk hoorbaar. ‘O, en deze hou ik meteen aan.’
De winkelbediende leek niet erg onder de indruk van de manier waarop Lacey haar probeerde op te jagen. Alsof ze haar wilde stangen, nam ze de tijd om elk item aan te slaan en het voorzichtig in vloeipapier te vouwen.
‘Wacht even!’ riep Lacey, terwijl de vrouw een papieren zak tevoorschijn haalde om de kleding in te doen. ‘Ik kan niet met een tasje van een winkel rondlopen. Ik heb een handtas nodig. Een goede.’ Haar blik schoot naar de rij tassen op een plank achter het hoofd van de vrouw. ‘Kunt u er een kiezen die goed bij de kleding past?’
Te oordelen naar de gezichtsuitdrukking van de winkelbediende dacht deze dat dat ze met een complete gek te maken had. Toch draaide ze zich om, bekeek elk van de handtassen nauwkeurig, en pakte toen een oversized zwarte lederen clutch met een gouden gesp.
‘Perfect,’ zei Lacey. Ze wipte op en neer op haar tenen als een sprinter die op het startschot wacht. ‘Sla alles maar aan.’
De vrouw deed wat haar werd bevolen en begon voorzichtig de clutch met de kledingpakketjes te vullen.
‘Dat is dan...’
‘Schoenen!’ onderbrak Lacey haar plotseling. Wat een warhoofd. Het was vanwege haar waardeloze bootschoenen dat ze überhaupt naar deze winkel was gegaan. ‘Ik heb schoenen nodig!’
De winkelbediende leek op de een of andere manier nog minder onder de indruk. Misschien dacht ze dat Lacey haar in de maling nam en dat ze aan het eind weg zou rennen.
‘Onze schoenen staan hier,’ zei ze koel, en ze gebaarde met haar arm.
Lacey keek naar de kleine selectie van prachtig vervaardigde hakschoenen die ze in New York City gedragen zou hebben, waar ze pijnlijke enkels als een beroepsrisico had beschouwd. Maar nu was alles anders, herinnerde Lacey zichzelf. Ze hoefde geen schoeisel aan dat pijn veroorzaakte.
Haar blik viel op een paar zwarte brogues. De schoenen zouden de perfect bij haar nieuwe collectie pakken passen. Ze ging er meteen op af.
‘Deze,’ zei ze, terwijl ze ze op de toonbank voor de winkelbediende neerzette.
De vrouw nam niet de moeite om Lacey te vragen of ze ze wilde passen, dus sloeg ze ze aan en kuchte even in haar vuist toen het viercijferige bedrag op de display van de kassa opflitste.
Lacey haalde haar bankpas tevoorschijn, betaalde, trok de nieuwe schoenen aan, bedankte de winkelbediende en stapte via de achterkant van de winkel over naar het leegstaande perceel ernaast. In haar borst bloeide de hoop op dat ze slechts een paar ogenblikken verwijderd was van het ophalen van de sleutels van Stephen, en dat ze de buur zou worden van de koele winkelbediende bij wie ze net een hele nieuwe identiteit had aangeschaft.
Toen ze binnenkwam, zag Stephen eruit alsof hij haar niet herkende.
‘Ik dacht dat je zei dat ze een beetje slonzig leek?’ zei de vrouw naast hem vanuit haar mondhoek. Dat moest zijn vrouw Martha zijn. Als ze discreet probeerde te zijn, dan faalde ze jammerlijk. Lacey kon elk woord horen.
Lacey gebaarde naar haar outfit. ‘Ta-da. Ik zei toch dat ik weet waar ik mee bezig ben?’ plaagde ze.
Martha wierp Stephen een blik toe. ‘Waar maakte je je zorgen over, ouwe idioot? Zij is het antwoord op al onze gebeden! Geef haar meteen een huurovereenkomst!’
Lacey kon het niet geloven. Wat een geluk. Het lot was beslist tussenbeide gekomen.
Stephen haalde haastig wat documenten uit zijn tas en legde die op de toonbank voor haar neer. In tegenstelling tot de echtscheidingspapieren waar ze met ongeloof en groot verdriet naar had gestaard, leken deze papieren te gloeien van beloften en kansen. Ze haalde haar pen tevoorschijn, dezelfde pen waarmee ze haar echtscheidingspapieren had ondertekend, en plaatste haar handtekening op het papier.
Lacey Doyle. Ondernemer.
Haar nieuwe leven was bezegeld.
HOOFDSTUK ZES
Met een bezem in haar handen veegde Lacey de vloerplanken van de winkel waar ze nu de trotse huurder van was, en haar hart leek wel uit elkaar te barsten.
Ze had zich nog nooit eerder zo gevoeld. Alsof ze haar hele leven onder controle had, haar hele lot, alsof de toekomst voor haar voor het oprapen lag. Haar gedachten gingen alle kanten op en er vormden zich al een paar behoorlijk grote plannen. Ze wilde van de grote achterkamer een veilingkamer maken, ter ere van de droom die haar vader nooit had waargemaakt. Toen ze voor Saskia werkte was ze naar tig veilingen geweest, weliswaar aan de aankoopkant in plaats van de verkopende, maar ze was ervan overtuigd dat ze zou kunnen leren wat ervoor nodig was. Ze had ook nog nooit een winkel gerund, maar hier stond ze dan. En bovendien, alles wat de moeite waard is vereist inspanning.
Op dat moment zag ze een gestalte die langs de winkel was gelopen abrupt stilstaan en door de ramen naar haar kijken. Ze keek op van het vegen, in de hoop dat het Tom zou zijn, maar ze besefte dat de gestalte die stokstijf voor haar stond een vrouw was. En niet zomaar een willekeurige vrouw, maar een vrouw die Lacey herkende. Mager als een lat, zwarte jurk en datzelfde lange, donkere, golvende haar als Lacey. Het was haar boosaardige tweeling, de winkelbediende van hiernaast.
De vrouw stormde door de open voordeur de winkel binnen. ‘Wat doe jij hier?’ blafte ze.
Lacey zette de bezem tegen de toonbank aan en stak vol vertrouwen haar hand naar de vrouw uit. ‘Ik ben Lacey Doyle. Je nieuwe buurvrouw.’
De vrouw staarde vol walging naar haar hand, alsof die met ziektekiemen bedekt was. ‘Wat?’
‘Ik ben je nieuwe buurvrouw,’ herhaalde Lacey op dezelfde zelfverzekerde toon. ‘Ik heb net een huurcontract voor deze ruimte getekend.’
De vrouw zag eruit alsof ze net een klap in haar gezicht had gekregen. ‘Maar...’ mompelde ze.
‘Ben je de eigenares van de boetiek of werk je daar gewoon?’ vroeg Lacey, in een poging de verbijsterde vrouw weer bij haar positieven te krijgen.
De vrouw knikte alsof ze gehypnotiseerd was. ‘De boetiek is van mij. Ik heet Taryn. Taryn Maguire.’ Toen schudde ze plotseling haar hoofd, alsof ze haar verrassing overwonnen had, en ze forceerde een vriendelijke glimlach op haar gezicht. ‘Nou, wat heerlijk om een nieuwe buurvrouw te hebben. Het is een geweldige ruimte, hè? Ik weet zeker dat het gebrek aan licht ook in je voordeel zal werken, het verbergt de armoedigheid.’
Lacey weerhield zichzelf ervan om haar wenkbrauw op te trekken. Doordat ze jarenlang met de passieve agressiviteit van haar moeder had moeten omgaan, had Lacey geleerd om dat niet te doen.
Taryn lachte hard, alsof ze het dubbelzinnige compliment wilde smoren. ‘Vertel eens, hoe heb je eigenlijk een huurcontract voor deze plek gekregen? Het laatste wat ik heb gehoord is dat Stephen het ging verkopen.’
Lacey haalde alleen haar schouders op. ‘Dat was ook zo. Maar de plannen zijn gewijzigd.’
Taryn zag eruit alsof ze aan een citroen had gezogen. Haar blik schoot de hele winkel rond, de opgetrokken neus waar Lacey vandaag al mee te maken had gehad leek nog verder naar de hemel te reiken, terwijl Taryns walging steeds duidelijker werd.
‘En je gaat antiek verkopen?’ voegde ze eraan toe.
‘Dat klopt. Mijn vader zat in het vak toen ik een kind was, dus ter ere van hem volg ik hem in zijn voetsporen.’
‘Antiek,’ herhaalde Taryn. Het was duidelijk dat de gedachte aan een antiekwinkel naast haar chique boetiek haar niet beviel. Ze fixeerde haar blik als een havik op Lacey. ‘En dat is toegestaan? De oceaan over vliegen en een winkel beginnen?’
‘Met het juiste visum wel ja,’ verklaarde Lacey koel.
‘Dat is... interessant,’ antwoordde Taryn, die duidelijk haar woorden zorgvuldig koos. ‘Ik bedoel, als een buitenlander in dit land een baan wil, dan moet het bedrijf bewijzen dat er niemand van Britse komaf is om de functie te vervullen. Ik ben gewoon verrast dat dezelfde regels niet op het runnen van een eigen bedrijf van toepassing zijn...’ De minachting in haar toon werd steeds duidelijker. ‘En Stephen heeft het net aan jou verhuurd, een vreemde, zomaar? Nadat de winkel pas twee dagen geleden leeg kwam te staan?’ De beleefdheid waar ze zichzelf eerder toe had gedwongen leek snel te vervagen.
Lacey besloot om het niet te laten oplopen.
‘Het was echt een mazzeltje. Stephen was toevallig in de winkel toen ik kwam rondsnuffelen. Hij was er kapot van dat de vorige huurder het in de steek had gelaten en hem met heel veel rekeningen had achtergelaten, en ik denk dat alles precies op zijn plek viel. Ik help hem, hij helpt mij. Dat moet het lot zijn.’
Lacey zag dat het gezicht van Taryn rood was geworden.
‘Het lót?’ schreeuwde ze, en de passieve agressiviteit veranderde meteen in agressie. ‘Het lót? Ik heb al maanden een deal met Stephen dat hij als de winkel beschikbaar zou zijn het pand aan mij zou verkopen! Ik was van plan om mijn winkel uit te breiden door de zijne over te nemen!’
Lacey haalde haar schouders op. ‘Nou, ik heb het niet gekocht. Ik huur het. Ik weet zeker dat hij dat plan nog steeds in gedachten heeft, om het aan jou te verkopen wanneer de tijd daar is. De tijd is nu gewoon nog niet daar.’
‘Dit is niet te geloven!’ jammerde Taryn. ‘Je komt hier binnenwaaien en zet hem onder druk voor een huurovereenkomst? En hij ondertekent het binnen een paar dagen? Heb je hem bedreigd? Heb je voodoo op hem uitgeoefend?’
Lacey hield voet bij stuk. ‘Je zult het aan hem moeten vragen waarom hij heeft besloten om het aan mij te verhuren in plaats van het aan jou te verkopen,’ zei ze, maar in gedachten voegde ze eraan toe: misschien omdat ik een aardig persoon ben?
‘Je hebt mijn winkel gestolen,’ besloot Taryn.
Toen stormde ze weg en sloeg de deur achter zich dicht. Haar lange, donkere haar zwaaide achter haar aan terwijl ze ervandoor ging.
Lacey besefte dat haar nieuwe leven niet zo idyllisch zou zijn als ze had gehoopt. En dat haar grap over dat Taryn haar boosaardige tweeling was in feite was uitgekomen. Nou, daar kon ze maar één ding aan doen.
Lacey sloot de voorkant van de winkel af, walste doelbewust de weg af naar de kapper en beende toen regelrecht naar binnen. De kapster, een roodharige, zat werkeloos door een tijdschrift te bladeren in een duidelijk rustige periode tussen klanten.
‘Kan ik u helpen?’ vroeg ze, en ze keek Lacey aan.
‘Het is tijd,’ zei Lacey vastberaden. ‘Tijd om voor kort haar te gaan.’
Dat was ook een droom waarvoor ze nooit moedig genoeg was geweest om hem te vervullen. David had van haar lange haar gehouden. Maar ze wilde echt geen seconde langer op haar boosaardige tweeling lijken. De tijd was gekomen. Tijd om de schaar erin te zetten. Tijd om alles wat de oude Lacey was geweest van zich af te werpen. Dit was haar nieuwe leven en ze zou haar eigen nieuwe regels volgen.
‘Weet je zeker dat je het kort wilt hebben?’ vroeg de vrouw. ‘Ik bedoel, je lijkt vastberaden, maar ik moet het vragen. Ik wil niet dat je er spijt van krijgt.’
‘O, ik weet het zeker,’ zei Lacey. ‘Als ik dit eenmaal heb gedaan, dan heb ik drie van mijn dromen in evenzoveel dagen uit laten komen.’
De vrouw grijnsde en greep haar schaar. ‘Goed dan. Driemaal is scheepsrecht!’
HOOFDSTUK ZEVEN
‘Zo,’ zei Ivan, terwijl hij uit het aanrechtkastje kroop. ‘Die lekkende pijp zou geen problemen meer moeten geven.’
Hij ging kreunend rechtop staan en trok verlegen aan de zoom van zijn verfrommelde grijze shirt, die over zijn spierwitte bolle buik omhoog was gekomen. Lacey deed beleefd alsof ze het niet had opgemerkt.
‘Bedankt voor de snelle reparatie,’ zei Lacey. Ze was dankbaar dat hij een attente huisbaas was die alle problemen die zich met het huis voordeden – en dat waren er al veel geweest – op zo’n snelle manier oploste. Maar ze begon zich ook schuldig te voelen over het aantal keren dat ze hem naar Crag Cottage had laten komen. De wandeling de kliffen op was niet bepaald een fluitje van een cent en hij was niet echt een jonge kerel meer.
‘Wil je nog iets te drinken?’ vroeg Lacey. ‘Thee? Bier?’
Ze wist al dat het antwoord nee zou zijn. Ivan was verlegen en wekte de indruk dat hij zichzelf als een last zag. Ze vroeg het toch altijd.
Hij grinnikte. ‘Nee, nee, het is goed, Lacey. Ik moet vanavond mijn bedrijfsadministratie doen. Geen rust voor de goddelozen, zoals ze zeggen.’





