bannerbanner
Фиона Грейс Moord in het landhuis
Moord in het landhuis
Moord in het landhuis

3

  • 0
  • 0
  • 0
Поделиться

Полная версия:

Фиона Грейс Moord in het landhuis

  • + Увеличить шрифт
  • - Уменьшить шрифт

Lacey ging erheen en tuurde door het gat. Achter het struikgewas zag ze een andere tuin, die gevuld was met prachtige bloemen. Ze had dus buren. In New York City waren haar buren afstandelijk geweest, andere werkende stellen zoals zij en David van wie het leven bestond uit voor zonsopkomst hun appartement verlaten en na zonsondergang weer terugkeren. Maar deze buren, afgaand op het uiterlijk van hun prachtig geperfectioneerde tuin, genoten van het goede leven. En ze hadden schapen! Er was in Lacey’s oude flatgebouw geen enkel huisdier te vinden. Drukke zakenlui hadden geen tijd voor huisdieren, ze hadden geen zin in de haren of in boerderijgeuren. Wat heerlijk om nu zo dicht bij de natuur te leven! Zelfs de geur van schapenmest was een welkom contrast met haar extreem schone flatgebouw in NYC.

Toen ze weer rechtop ging staan, zag Lacey een verweerd stuk gras, als een pad waar al vele voeten overheen hadden gelopen. Het leidde langs de struiken naar de kliffen. Er zat daar een klein hekje verborgen dat bijna door de planten verslonden werd. Ze ging erheen en opende het.

Er was een reeks treden uit de rotswand gehakt en ze liepen helemaal door tot aan het strand. Het was als iets uit een sprookje, dacht Lacey opgetogen toen ze voorzichtig aan haar weg naar beneden begon.

Ivan had niet eens verteld dat ze een rechtstreekse route naar het strand had, dat als ze verlangde naar zand tussen haar tenen ze het binnen een paar minuten zou kunnen krijgen. En in New York was ze zo zelfvoldaan geweest over het feit dat ze maar op twee minuten lopen van de metro woonde.

Lacey baande zich een weg over de schots en scheve treden tot ze een paar meter bij het strand vandaan ophielden. Lacey sprong naar beneden. Het zand was zo zacht dat haar knieën de schok absorbeerden ondanks het totale gebrek aan vering in haar goedkope bootschoenen van het vliegveld.

Lacey haalde diep adem en voelde zich volledig vrij en zorgeloos. Dit deel van het strand was verlaten. Ongeschonden. Het zal wel te ver van de winkels in het stadje zijn om hierheen te komen, dacht ze. Het was bijna als haar eigen stukje privéstrand.

Lacey keek uit over het stadje en ze zag de pier in de zee steken. Er kwam meteen een herinnering op aan kermis, en de luide speelhal waar ze van haar vader hun twee pennies hadden mogen uitgeven. Er zat op de pier ook een bioscoop, herinnerde Lacey zich, en ze was opgewonden door de herinneringen die bij haar terugkwamen. Het zaaltje was piepklein, met acht zitplaatsen en nauwelijks veranderd sinds het gebouwd was, met zachte rode fluwelen stoelen. Papa had haar en Naomi meegenomen om daar naar een of andere vage Japanse cartoon te kijken. Ze vroeg zich af hoeveel herinneringen haar reis naar Wilfordshire nog zou opleveren. Hoeveel lege plekken zouden er in haar geheugen worden ingevuld nu ze hiernaartoe was gekomen?

Het was eb, dus er was veel van de constructie van de pier zichtbaar. Lacey zag wat mensen die hun hond uitlieten en een paar joggers. De stad begon te ontwaken. Misschien zou er nu een koffiezaakje open zijn. Ze besloot de lange weg via het strand te nemen en ze begon in die richting te wandelen.

Naarmate ze dichter bij het stadje kwam trokken de kliffen zich terug, en al snel waren er wegen en straten. Toen ze de boulevard op stapte, schoot Lacey nog een herinnering te binnen, aan een markt met kraampjes, waar kleding, sieraden en staven van steen werden verkocht. Een reeks gespoten cijfers op de grond gaven de specifieke plaatsen van de kraampjes aan. Lacey voelde een golf van opwinding.

Lacey liep bij het strand vandaan en wandelde naar de hoofdstraat, of de ‘high street’ zoals de Britten dat noemden. Voordat ze de met vlaggetjes versierde straat in ging, zag ze The Coach House op de hoek, waar ze Ivan de vorige dag ontmoet had.

Het was zo anders dan in New York. Het tempo was langzamer. Er waren geen toeterende auto’s. Geen mensen die elkaar duwden. En tot haar verrassing waren sommige koffiezaakjes inderdaad open.

Ze ging naar binnen bij de eerste die ze tegenkwam. Er stond geen rij en ze nam een zwarte koffie en een croissant. De koffie was perfect gebrand, rijk en chocoladeachtig, de croissant een kruimelige mondvol bladerdeeg en boterachtige lekker.

Met een maag die eindelijk tevreden was, besloot Lacey dat het tijd was om naar wat betere kleding te gaan zoeken. Ze had een leuke boetiek aan de andere kant van de hoofdstraat gezien en ze was net begonnen om die kant op te lopen toen de geur van suiker haar neusgaten aanviel. Ze keek om zich heen en zag dat een winkel met zelfgemaakte fudge net de deuren had geopend. Niet in staat om weerstand te bieden ging ze naar binnen.

‘Wilt u gratis een stukje proeven?’ vroeg de man in een roze met wit gestreepte schort. Hij gebaarde naar een zilveren dienblad gevuld met blokjes in verschillende tinten bruin. ‘We hebben pure chocolade, melkchocolade, witte chocolade, karamel, toffee, koffie, fruit-medley en origineel.’

Lacey’s ogen puilden uit. ‘Mag ik ze allemaal proberen?’ vroeg ze.

‘Natuurlijk!’

De man sneed van elke smaak een kleine blokje af en gaf ze aan Lacey om te proberen. Ze stak het eerste stukje in haar mond en haar smaakpapillen explodeerden. ‘Geweldig,’ zei ze met haar mond vol.

Ze ging verder naar de volgende. Op de een of andere manier was die zelfs nog lekkerder dan de vorige. Ze probeerde het ene na het andere stukje en het leek wel alsof ze steeds lekkerder werden.

Toen Lacey haar laatste hapje doorslikte, gaf ze zichzelf nauwelijks de tijd om adem te halen voordat ze riep: ‘Ik móét hiervan wat naar mijn neefje sturen. Zal het goed blijven als ik het naar New York opstuur?’

De man grijnsde en produceerde een platte kartonnen doos bekleed met folie. ‘Als u onze speciale verzenddoos gebruikt, dan weet ik zeker van wel,’ zei hij lachend. ‘We kregen die vraag zo vaak, dat we speciaal deze doos hebben laten ontwerpen. Plat genoeg om door de brievenbus te passen en licht genoeg om de verzendkosten laag te houden. U kunt de postzegels ook hier kopen.’

‘Wat innovatief,’ zei Lacey. ‘U hebt aan alles gedacht.’

De man vulde de doos met een blokje van elke beschikbare smaak, maakte de platte doos met tape dicht en plakte de juiste postzegels erop. Nadat ze de man had bedankt en had afgerekend, nam Lacey haar kleine pakketje, schreef Frankie’s naam en adres op de voorkant en schoof hem in de traditionele rode brievenbus aan de overkant.

Zodra de doos door de gleuf verdwenen was, herinnerde Lacey zich dat ze werd afgeleid van haar eigenlijke taak: betere kleding vinden. Ze wilde net naar een boetiek op zoek gaan toen haar aandacht werd getrokken door de etalage in de winkel naast de brievenbus. Er was een scène van het strand van Wilfordshire uitgebeeld, met de pier die zich in de zee uitstrekt, maar het geheel was van pastelkleurige macarons gemaakt.

Lacey had meteen spijt van de croissant die ze had gegeten en alle fudge die ze had geproefd, omdat de aanblik van al dat heerlijks haar het water in de mond liet lopen. Ze maakte een foto om aan de Doyle Meisjes te appen.

‘Kan ik u helpen?’ klonk een mannenstem ergens naast haar.

Lacey ging rechtop staan. In de deuropening stond de eigenaar van de winkel, een knappe man van midden veertig, met dik, donkerbruin haar en een duidelijke kaaklijn. Hij had sprankelende groene ogen, met lachrimpeltjes die haar onmiddellijk vertelden dat hij iemand was die van het leven genoot, en een kleurtje dat suggereerde dat hij regelmatig naar warmere oorden reisde.

‘Ik kijk zomaar wat in de etalages,’ zei Lacey, en haar stem klonk alsof er iemand in haar stembanden kneep. ‘Ik vind uw etalage erg mooi.’

De man glimlachte. ‘Ik heb dat zelf gemaakt. Waarom komt u niet binnen en probeert u er een paar?’

‘Ik zou graag willen, maar ik heb al gegeten,’ verklaarde Lacey. De croissant, koffie en fudge leken door haar buik te klotsen, en het maakte haar een beetje misselijk. Lacey besefte plotseling wat er aan de hand was: het was dat lang verloren gevoel van fysieke aantrekkingskracht dat haar vlinders in haar buik bezorgde. Haar wangen liepen rood aan van de warmte.

De man grinnikte. ‘Ik kan aan uw accent horen dat u Amerikaans bent. Dus u weet misschien niet dat we hier in Engeland een elfuurtje hebben. Dat komt na het ontbijt en voor de lunch.’

‘Ik geloof u niet,’ antwoordde Lacey, en haar mond begon bij de hoekjes te trekken. ‘Een elfuurtje?’

De man drukte zijn hand tegen zijn hart. ‘Ik beloof u dat het geen marketingtruc is! Het is de perfecte tijd voor thee en gebak, of thee en broodjes, of thee en koekjes.’ Hij gebaarde met zijn armen door de open deur naar de glazen vitrinekast, die gevuld was met creatief ontworpen zoete lekkernijen in al hun heerlijk ogende glorie. ‘Of allemaal.’

‘Zolang het maar met thee is?’ grapte Lacey.

‘Precies,’ antwoordde hij, en zijn groene ogen fonkelden van ondeugd. ‘U kunt ze zelfs even proeven voordat u ze koopt.’

Lacey kon het niet meer weerstaan. Of het nu het verslavende effect van suiker was dat haar naar binnen lokte of – wat waarschijnlijker was – de magnetische aantrekkingskracht van dit prachtige exemplaar van een man, maar Lacey ging naar binnen.

Ze keek gretig toe, het water liep haar in de mond, terwijl de man een rond cakeachtig dingetje uit de glazen vitrine haalde, het met boter, jam en room besmeerde en het netjes in vieren sneed. Het geheel gebeurde op een nonchalante en theatrale manier, alsof hij een reeks danspassen uitvoerde. Hij plaatste de stukken op een porseleinen bordje en hield dat op zijn vingertoppen voor Lacey in balans. Hij voltooide de onbewuste vertoning met een zwierig ‘et voilà’.

Lacey voelde haar wangen weer rood worden. De hele opvoering was duidelijk flirterig geweest. Of was dat slechts ijdele hoop?

Ze stak haar hand uit en nam een van de stukjes van het bord. De man deed hetzelfde en tikte zijn stukje tegen het hare.

‘Proost,’ zei hij.

‘Proost,’ kreeg Lacey eruit.

Ze stopte het in haar mond. Het was een smaaksensatie. Dik, zoet en romig. Aardbeienjam zo fris dat de scherpte haar smaakpapillen deed tintelen. En de cake! Stevig en boterachtig, ergens tussen zoet en hartig, en o zo troostend.

De smaken riepen plotseling weer een herinnering bij Lacey op. Zij en pap, Naomi en mam, met zijn allen rondom een ronde, witte metalen tafel in een licht koffiezaakje, en ze deden zich te goed aan met room en jam gevuld gebak. Ze werd door een vleugje troostende nostalgie geraakt.

‘Ik ben hier eerder geweest!’ riep Lacey nog voordat ze klaar was met kauwen.

‘O?’ was het geamuseerde antwoord van de man.

Lacey knikte enthousiast. ‘Ik ben als kind in Wilfordshire geweest. Dit is een scone, toch?’

De wenkbrauwen van de man kwamen met oprechte belangstelling omhoog. ‘Ja. De patisserie was van mijn vader, voordat hij van mij werd. Ik gebruik nog steeds zijn speciale recept om de scones te maken.’

Lacey wierp een blik op het raam. Hoewel er nu een ingebouwd houten zitje was met een lichtblauw kussen erbovenop en een bijpassende rustieke houten tafel, kon ze zich bijna voorstellen hoe het er dertig jaar geleden uitzag. Plotseling voelde ze zichzelf terug naar dat moment gaan. Ze kon het briesje bijna in haar nek voelen, het plakkerige gevoel van de jam op haar vingers, het zweet in de plooien van haar knieën... Ze herinnerde zich zelfs het gelach, het gelach van haar óúders en de zorgeloze glimlach op hun gezichten. Ze waren zo gelukkig geweest, toch? Ze wist zeker dat het echt was geweest. Waarom was het dan allemaal uit elkaar gevallen?

‘Gaat het wel?’ klonk de stem van de man.

Lacey kwam weer terug naar het moment. ‘Ja. Sorry. Ik was even in gedachten verzonken. De smaak van die scone deed me denken aan ongeveer dertig jaar geleden.’

‘Nou, u moet nu een elfuurtje hebben,’ zei de man grinnikend. ‘Kan ik u daartoe verleiden?’

De tintelingen die door Lacey’s lichaam joegen, gaven haar de duidelijke indruk dat ze met alles zou instemmen wat hij met dat zachte accent met die verleidelijke, vriendelijke ogen suggereerde. Dus ze knikte, want haar keel was plotseling te droog om daadwerkelijk woorden te formuleren.

Hij klapte in zijn handen. ‘Geweldig! Laat me de hele mikmak met alles erop en eraan gaan maken. Ik geef u de volledige Engelse ervaring.’ Hij stond op het punt om zich om te draaien, bleef toen staan en keek achterom. ‘Ik heet trouwens Tom.’

‘Lacey,’ antwoordde ze, terwijl ze zich zo duizelig als een verliefde tiener voelde.

Terwijl Tom in de keuken bezig was, ging Lacey bij het raam zitten. Ze probeerde meer herinneringen aan de tijd die ze hier eerder had doorgebracht op te roepen, maar helaas was er verder niets. Alleen de smaak van scones en het gelach van haar familie.

Even later verscheen de knappe Tom met een cakestandaard gevuld met kleine boterhammetjes zonder korst, scones en een selectie veelkleurige kleine cupcakes. Hij zette een theepot op de tafel die ernaast stond.

‘Dat kan ik nooit allemaal op!’ riep Lacey.

‘Het is voor twee personen,’ antwoordde Tom. ‘Van het huis. Het is niet beleefd om een dame bij de eerste date te laten betalen.’

Hij ging naast haar zitten.

Zijn openhartigheid verraste Lacey. Ze voelde dat haar hartslag begon te fladderen. Het was zo lang geleden dat ze op een flirterige manier met een man had gepraat. Daardoor voelde ze zich weer een opgetogen tiener. Raar. Maar misschien was het gewoon iets typisch Brits. Misschien gedroegen alle Engelse mannen zich zo.

‘Eerste date?’ herhaalde ze.

Voordat Tom kon antwoorden, klingelde de bel boven de deur. Een groep van ongeveer tien Japanse toeristen tuimelden de winkel binnen.

Tom sprong op. ‘Uh-oh, klanten.’ Hij keek naar Lacey. ‘We zullen die date een andere keer moeten doen, oké?’

Met datzelfde zelfvertrouwen ging Tom naar de toonbank en liet Lacey achter met haar woorden die in haar keel bleven hangen.

Nu de winkel vol stond met toeristen werd het druk en lawaaiig. Lacey probeerde Tom in de gaten te houden terwijl ze haar elfuurtje opat, maar hij was druk bezig om bestellingen voor de groep klanten in orde te maken.

Toen ze klaar was, probeerde ze gedag te zwaaien, maar hij had zich in de keuken teruggetrokken en zag haar niet. Propvol en een beetje teleurgesteld liep Lacey de patisserie uit en de straat weer op.

Toen bleef ze even staan. Een lege winkel aan de overkant van de patisserie had haar aandacht getrokken. Het wekte zo’n diepe emotie bij haar op dat het haar letterlijk de adem benam. De winkel was eerder iets geweest, iets wat de diepste diepten van haar jeugdherinneringen zich wilden herinneren. Iets wat haar dwong om van dichtbij te gaan kijken.

HOOFDSTUK VIER

Lacey gluurde door het raam van de lege winkel naar binnen en zocht in haar gedachten naar de herinneringen die het pand bij haar had opgeroepen. Maar er kwam niets concreets naar boven. Het was meer een gevoel dat gewekt was, dieper dan alleen nostalgie, meer zoiets als verliefd worden.

Lacey tuurde door de ramen en zag dat de winkel binnen leeg en onverlicht was. De plankenvloer was van licht hout. Er waren een heleboel ingebouwde planken in de verschillende nissen en er stond een groot houten bureau tegen een muur. De lamp die aan het plafond hing was van antiek koper. Duur, dacht Lacey. Die is vast per ongeluk achtergelaten.

De deur van de winkel, merkte Lacey toen, was niet op slot. Ze kon het niet helpen: ze ging naar binnen.

Er kwam een metaalachtige geur naar buiten, vermengd met stof en schimmel. Onmiddellijk werd Lacey door een nieuwe flits van nostalgie getroffen. De geur was precies hetzelfde als in de antiekwinkel van haar vader vroeger.

Ze hield van die plek. Als kind had ze vele uren in dat labyrint van schatten doorgebracht, ze had met de griezelige oude porseleinen poppen gespeeld, allerlei stripboeken gelezen, waaronder uitzonderlijk zeldzame en waardevolle originelen van Bruintje Beer. Maar het allerliefst rommelde ze gewoon door de snuisterijen en stelde ze zich de levens en persoonlijkheden voor van de mensen waartoe ze ooit behoord hadden. Er was een eindeloze hoeveelheid van van alles en nog wat, prulletjes en hebbedingen, en elk voorwerp had datzelfde vreemde aroma van metaal, stof en schimmel dat ze nu rook.

Net zoals de aanblik van Crag Cottage bij de oceaan een oude kinderdroom om bij de zee te wonen had gewekt, werd ze nu ook overspoeld door een droom uit haar jeugd om haar eigen winkel te runnen.

Zelfs de indeling deed haar aan de oude winkel van haar vader denken. Terwijl ze rondkeek, schoven beelden uit de diepste nissen van haar herinnering zich voor het tafereel dat ze hier zag, als een vel overtrekpapier dat op een tekening was gelegd. Plotseling zag ze de planken vol met prachtige relikwieën staan, voornamelijk victoriaans keukengerei, wat de bijzondere belangstelling van haar vader had gehad, en daar op de toonbank visualiseerde Lacey de grote koperen kassa, zo’n omslachtig ouderwets geval met de stijve toetsen. Haar vader had erop gestaan om die te gebruiken, omdat het ‘je geest scherp houdt’ en ‘je vaardigheden in hoofdrekenen verbetert’. Ze glimlachte dromerig bij zichzelf, terwijl de woorden van haar vader in haar oren klonken en de beelden en herinneringen zich voor haar ogen afspeelden.

Ze was zo in haar dagdroom verdiept dat Lacey de voetstappen die vanuit de achterkamer naar haar toe kwamen niet aan hoorde komen. Evenmin zag ze de man van wie de voetstappen waren toen hij door de deur naar buiten kwam en met een frons op zijn gezicht rechtstreeks op haar af beende. Pas toen ze een tikje op haar schouder voelde, besefte Lacey dat ze niet alleen was.

Haar hart sprong op in haar borst. Lacey gaf bijna een gil van verbazing en sprong zowat uit haar vel van schrik. Ze draaide zich om en nam toen het gezicht van de vreemdeling in zich op. Bejaard, dunner wordend wit haar, gezwollen paarse wallen onder zijn helderblauwe ogen.

‘Kan ik u helpen?’ zei de man op een onvriendelijke en norse manier.

Lacey’s hand vloog naar haar borst. Het duurde even voordat ze besefte dat het niet de geest van haar vader was die haar net op de schouder had getikt en dat ze niet echt een kind in zijn antiekwinkel was, maar een volwassen vrouw die op vakantie was in Engeland. Een volwassen vrouw die zich op dit moment op verboden terrein bevond.

‘O hemeltje, het spijt me zo!’ riep ze haastig uit. ‘Ik wist niet dat hier iemand was. De deur was open.’

De man keek haar sceptisch aan. ‘Zie je niet dat de winkel leeg is? Er is hier niets om te kopen.’

‘Dat weet ik,’ zei Lacey, wanhopig om haar naam te zuiveren en die frons van wantrouwen van het gezicht van de oude man te vegen. ‘Maar ik kon het niet helpen. Deze plek deed me zoveel aan de winkel van mijn vader denken.’ Tot Lacey’s verrassing merkte ze dat haar ogen plotseling overstroomden van de tranen. ‘Ik heb hem niet meer gezien sinds ik een kind was.’

Het gedrag van de man veranderde in een oogwenk van fronsend en defensief naar zacht en vriendelijk.

‘O jeetje toch,’ zei hij vriendelijk en hij schudde zijn hoofd, terwijl Lacey haastig haar tranen wegveegde. ‘Het is al goed, mop. Had je vader een winkel zoals deze?’

Lacey voelde zich meteen beschaamd dat ze haar emoties bij deze man had uitgestort, om nog maar te zwijgen over schuldgevoel: in plaats van de politie te bellen om haar van zijn privébezit te verwijderen, had hij als een bekwame therapeut gereageerd, met niet-oordelende compassie, aanmoediging en interesse. Maar Lacey kon er niets aan doen. Ze liet zich gaan en stortte haar hart uit.

‘Hij verkocht antiek,’ legde ze uit, en de glimlach speelde weer om haar lippen bij de herinneringen, zelfs toen de tranen uit haar ogen drupten. ‘De geur hier maakte me nostalgisch en het kwam allemaal weer bij me naar boven. Zijn winkel had zelfs dezelfde indeling.’ Ze wees naar de deur van de achterkamer waar de man doorheen moest zijn gekomen. ‘Die achterkamer werd voor opslag gebruikt, maar hij wilde er altijd een veilingkamer van maken. De ruimte was heel lang en kwam uit op een tuin.’

De man begon te grinniken. ‘Kom maar kijken. De achterkamer hier is ook lang en komt uit op een tuin.’

Geraakt door zijn medeleven liep Lacey achter de man aan door de deur naar de achterkamer. Die was lang en smal; de ruimte deed denken aan een treinwagon en was bijna identiek aan de kamer waarin haar vader veilingen had willen organiseren. Lacey liep dwars door de kamer en stapte een droom van een tuin in. Hij was smal en lang en strekte zich ongeveer vijftien meter uit. Overal stonden kleurrijke planten, en strategisch geplaatste bomen en struiken zorgden voor precies de juiste hoeveelheid schaduw. Een kniehoog hek was de enige afscheiding van de tuin van de aangrenzende winkel, die in tegenstelling tot de smetteloze tuin waarin ze stond alleen voor opslag gebruikt leek te worden, met verschillende grote, lelijke, grijze plastic opslagschuurtjes en een rij vuilnisbakken die het verpesten.

Lacey richtte haar aandacht weer op de mooie tuin. ‘Dit is ongelooflijk,’ zei ze lovend.

‘Ja, het is een prachtige plek,’ antwoordde de man, terwijl hij een omgevallen plantenbak opraapte en weer rechtop zette. ‘De mensen die het eerst huurden hadden hier een winkel met alles voor huis en tuin.’

Lacey merkte meteen de melancholie op in zijn toon. Ze besefte toen dat de deuren van de grote glazen kas voor haar wijd openstonden. Verschillende planten in potten lagen verspreid op de grond, hun stengels kapot, de potgrond lag overal op de vloer. Haar nieuwsgierigheid werd plotseling gewekt. De aanblik van de neergegooide planten in een verder zo zorgvuldig onderhouden tuin leek vreemd. Haar gedachten gingen onmiddellijk van haar vader naar het huidige moment.

‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ze.

Het gezicht van de oudere man was nu terneergeslagen. ‘Daarom ben ik hier. Ik kreeg vanmorgen een telefoontje van de buurman en die zei dat het leek alsof het hier vannacht leeg was gehaald.’

Lacey snakte naar adem. ‘Was er ingebroken?’ Haar hoofd kon het concept van criminaliteit niet helemaal met de prachtige, rustige kustplaats Wilfordshire combineren. Het kwam op haar over als het soort plek waar je het hooguit van wangedrag kon spreken wanneer een kwajongen een versgebakken taart jatte van de vensterbank waarop deze stond af te koelen.

De man schudde zijn hoofd. ‘Nee, nee, nee. Ze zijn vertrokken. Ze hebben hun voorraad ingepakt en zijn vertrokken. Ze hebben niet eens de huur opgezegd. Ze hebben me ook al hun schulden nagelaten. Onbetaalde energierekeningen. Een berg andere facturen.’ Hij schudde droevig zijn hoofd.

Lacey was geschokt toen ze besefte dat de winkel pas die ochtend leeg was komen te staan en dat ze onbedoeld in een scenario was binnengedrongen dat zich op dit moment ontvouwde, dat ze zichzelf per ongeluk in een mysterieus verhaal had geplaatst dat nog maar net was begonnen.

‘Wat erg voor u,’ zei ze met oprechte empathie voor de man. Nu was het haar beurt om therapeut te spelen, om de vriendelijkheid terug te betalen die de man haar had getoond. ‘Redt u het wel?’

‘Niet echt,’ zei hij somber. ‘We zullen het moeten verkopen om de rekeningen te kunnen betalen, en eerlijk gezegd zijn mijn vrouw en ik veel te oud voor dit soort spanningen.’ Hij tikte op zijn borstbeen, alsof hij de kwetsbaarheid van zijn hart wilde aangeven. ‘Het zal wel verdomd jammer zijn om afscheid van deze plek te nemen.’ Zijn stem brak. ‘Het pand zit al jaren in de familie. Ik vind het prachtig. We hebben in die tijd een aantal zéér kleurrijke huurders gehad.’ Hij grinnikte en zijn ogen vulden zich met tranen terwijl hij herinneringen ophaalde. ‘Maar nee. Wij kunnen die onrust niet meer hebben. Het geeft te veel spanning.’

Het verdriet in zijn toon was genoeg om Lacey’s hart te breken. Wat een verschrikkelijk hachelijke situatie om in achtergelaten te worden. Wat een vreselijke toestand. De diepe empathie die ze voor de man voelde werd alleen maar versterkt door haar eigen situatie, door de manier waarop het leven dat ze met David in New York City had opgebouwd onterecht van haar was afgenomen. Ze voelde een plotselinge verantwoordelijkheid om het probleem op te lossen.

ВходРегистрация
Забыли пароль