bannerbanner
Фиона Грейс Moord in het landhuis
Moord in het landhuis
Moord in het landhuis

3

  • 0
  • 0
  • 0
Поделиться

Полная версия:

Фиона Грейс Moord in het landhuis

  • + Увеличить шрифт
  • - Уменьшить шрифт

Het was april en de stad was voor de komende paasdagen met gekleurde vlaggetjes versierd, allemaal tussen de winkels en kriskras over de straten gespannen. En er waren nog genoeg mensen op de been, mensen die net uit hun werk kwamen, vermoedde Lacey. Ze zaten buiten bij de pubs op picknickbanken een glas bier te drinken, of buiten bij een koffiezaakje aan bistrotafels ijs te eten. Iedereen leek in een goed humeur te zijn, en hun vrolijke gebabbel zorgde voor een geruststellend achtergrondgeluid, als witte ruis.

Lacey voelde een kalmerende golf van juistheid, pakte haar mobiel en maakte een foto van de hoofdstraat. Met de zilveren strook van de zee die aan de horizon glinsterde en de prachtige, met roze doorschoten lucht leek het net een ansichtkaart, dus deelde ze de foto met de Doyle Meisjes-appgroep. Naomi had de naam bedacht, tot grote ergernis van Lacey destijds.

Het is net zoals ik me herinnerde, voegde ze er onder de prachtige afbeelding aan toe.

Even later piepte haar telefoon in reactie. Naomi had geantwoord.

Het lijkt wel alsof je per ongeluk in Diagon Alley bent beland, zus.

Lacey zuchtte. Het was een typisch sarcastische reactie van haar jongere zus en ze had het kunnen verwachten. Omdat Naomi natúúrlijk niet gewoon blij voor haar kon zijn of trots op de manier waarop ze de regie over haar leven weer in eigen hand had genomen.

Heb je een filter gebruikt? kwam mama’s antwoord even later.

Lacey rolde met haar ogen en legde haar telefoon weg. Ze was vastbesloten om niemand haar humeur te laten verpesten en ze haalde diep en kalmerend adem. Het verschil in luchtkwaliteit in vergelijking met de vervuilde lucht in New York City die ze eerder die ochtend had ingeademd, was echt verbazingwekkend.

Ze liep door de straat, en haar hakken tikten op de keien. Haar volgende doel was om een hotelkamer te vinden voor het nog onbekende aantal nachten dat ze hier zou blijven. Ze bleef staan bij de eerste B&B die ze tegenkwam, The Shire, maar ze zag dat het bordje in het raam op ‘GEEN KAMERS VRIJ’ was gedraaid. Geen nood. De hoofdstraat was lang en als Lacey het zich goed herinnerde, dan waren er nog veel meer plekken waar ze het kon proberen.

De volgende B&B, Laurel’s genaamd, was suikerspinroze geverfd en het bordje verklaarde ‘VOLGEBOEKT’. Andere woorden, hetzelfde gevoel. Alleen deze keer veroorzaakte het een flikkering van paniek in Lacey’s borst.

Ze duwde het weg. Het was gewoon de angst die haar familie bij haar had opgeroepen. Er was geen reden om zich zorgen te maken. Ze zou snel genoeg een plek vinden.

Ze ging verder. Tussen een juwelierszaak en een boekhandel zat het Seaside Hotel dat was volgeboekt en voorbij de campingwinkel en schoonheidssalon had Carol’s B’n’B ook geen kamers vrij. Het ging maar door en door, totdat Lacey zich aan het einde van de straat bevond.

Nu begon de paniek echt. Hoe had ze zo stom kunnen zijn om hiernaartoe te komen zonder enige voorbereiding? Haar hele carrière behelsde dingen regelen, maar toch was ze er niet in geslaagd om haar eigen vakantie te organiseren! Ze had geen spullen bij zich en nu had ze ook nog eens geen kamer. Moest ze zich omdraaien en dezelfde weg terug nemen die ze was gekomen, nog een keer tweehonderdvijftig pond voor een taxi terug naar Heathrow betalen en de eerstvolgende vlucht naar huis nemen? Geen wonder dat David een alimentatieclausule had opgenomen: ze was helemaal niet te vertrouwen met haar geld!

Terwijl Lacey’s hoofd wervelde van angstige gedachten draaide ze zich om, alsof ze door hulpeloos naar de weg te kijken uit het niets een andere B&B tevoorschijn kon toveren. Pas toen besefte Lacey dat het laatste gebouw op de hoek, waar ze nu voor stond, een herberg was. The Coach House.

Lacey voelde zich dwaas, schraapte haar keel en kwam weer tot zichzelf. Ze ging naar binnen.

Het interieur was typisch dat van een pub: grote houten tafels, een schoolbord met in wit krijt het menu van die avond geschreven, een gokautomaat in de hoek met opzichtige flitsende lichtjes. Ze ging naar de bar, waar glazen planken vol stonden met flessen wijn en waar een rij kijkglaasjes hing, gevuld met een verscheidenheid aan dranken met verschillende kleuren. Het was allemaal heel apart. Er zat zelfs een oude dronkaard aan de bar te doezelen, en hij gebruikte zijn armen als kussen.

Het barmeisje was een tenger meisje met lichtblond haar, in een rommelig knotje boven op haar hoofd. Ze zag er veel te jong uit om in een pub te werken. Lacey besloot dat het kwam door de wettelijke leeftijd waarop je in Engeland alcohol mocht drinken en niet door het feit dat hoe ouder zij werd, hoe jonger de gezichten van anderen leken te worden.

‘Wat mag het zijn?’ vroeg het barmeisje.

‘Een kamer,’ zei Lacey. ‘En een glas prosecco.’

Ze had zin om iets te vieren.

Maar het barmeisje schudde haar hoofd. ‘We zijn voor Pasen helemaal volgeboekt.’ Ze deed tijdens het praten haar mond zo ver open dat Lacey de kauwgom kon zien waar ze op kauwde. ‘De hele stad is volgeboekt. Het is schoolvakantie en heel veel mensen nemen hun kinderen graag mee naar Wilfordshire. Er zal minstens veertien dagen niets beschikbaar zijn.’ Ze zweeg even. ‘Dus, alleen een prosecco dan?’

Lacey greep de bar om zichzelf in evenwicht te houden. Haar maag draaide zich in een knoop. Nu voelde ze zich echt de domste vrouw ter wereld. Geen wonder dat David haar had verlaten. Ze was een ongeorganiseerde puinhoop. Een zielig hoopje mens. Hier was ze dan en ze deed net alsof ze een onafhankelijke volwassene in het buitenland kon zijn, terwijl ze in werkelijkheid niet eens een hotelkamer voor zichzelf kon vinden.

Op dat moment zag Lacey vanuit haar ooghoeken een gestalte. Ze draaide zich om en zag een man naar haar toe komen. Hij was een jaar of zestig, droeg een geruit hemd dat in zijn spijkerbroek was gestopt, een zonnebril op zijn kale hoofd en een hoesje met een mobiele telefoon op zijn heup.

‘Zei je dat je op zoek bent naar een plek om te overnachten?’ vroeg hij.

Lacey stond op het punt om nee te zeggen. Ze was misschien wanhopig, maar om te gaan logeren bij een man die haar in een pub benaderde en die twee keer zo oud was als zij, dat was een beetje te Naomi-achtig voor haar smaak. Toen verduidelijkte de man: ‘Want ik verhuur vakantiehuisjes.’

‘O?’ antwoordde ze verbluft.

De man knikte en haalde een visitekaartje uit de zak van zijn spijkerbroek. Lacey bekeek het.

De gezellige, rustieke, charmante vakantiehuizen van Ivan Parry. Ideaal voor het hele gezin.

‘Ik ben volgeboekt, zoals Brenda al zei,’ ging Ivan verder, en hij knikte naar het barmeisje. ‘Afgezien van één huisje, dat ik net via een veiling op de kop heb getikt. Het is nog niet echt klaar om verhuurd te worden, maar ik kan het je laten zien, als je echt omhoog zit? Als ik het aanbied tegen een gereduceerd tarief, omdat het nog een beetje een rommeltje is... Gewoon om je te helpen totdat er weer hotels beschikbaar zijn.’

Opluchting stroomde door Lacey heen. Het visitekaartje zag er echt uit en Ivan had geen griezelalarm in haar hoofd veroorzaakt. Haar geluk kwam terug! Ze was zo opgelucht dat ze dat kale hoofd van hem wel had kunnen kussen!

‘Je bent een redder in nood,’ zei ze, en ze wist zich in te houden.

Ivan bloosde. ‘Wacht eerst maar tot je het hebt gezien voordat je dat oordeel velt.’

Lacey grinnikte. ‘Eerlijk, hoe erg kan het zijn?’

*

Lacey klonk als een vrouw die aan het bevallen was terwijl ze naast Ivan de kliffen op sjokte.

‘Is het te steil?’ vroeg hij bezorgd. ‘Ik had moeten zeggen dat het op de kliffen was.’

‘Het is geen probleem,’ piepte Lacey. ‘Ik... hou van... uitzicht op zee.’

Tijdens hun hele wandeling had Ivan laten zien dat hij het tegenovergestelde van een slimme zakenman was, want hij herinnerde Lacey steeds aan de beloofde korting (ondanks het feit dat ze niet eens over de prijs hadden gesproken) en vertelde haar herhaaldelijk er niet te veel van te verwachten. Nu, met haar bovenbenen die pijn deden van de wandeling, begon ze zich af te vragen of hij gelijk had om het te bagatelliseren.

Totdat het huis op de top van de heuvel verscheen. Zwart afgetekend tegen de vervagende roze lucht stond een hoog stenen huis. Lacey snakte naar adem. ‘Is dat het?’ vroeg ze ademloos.

‘Inderdaad,’ antwoordde Ivan.

Een kracht die uit het niets kwam gaf Lacey plotseling de energie om de rest van de kliffen op te lopen. Elke stap die haar dichter bij dat betoverende huis bracht, onthulde een ander verbluffend kenmerk: de charmante stenen gevel, het leien dak, de kronkelende rozenplant die zich om de houten palen van een veranda krulde, de oude, dikke, boogdeur als iets uit een sprookje. En de glinsterende, prachtige zee als omlijsting van het hele gebeuren.

Lacey’s ogen puilden uit en haar mond viel open toen ze zich er de laatste paar passen naartoe haastte. Op een houten bord naast de deur stond: CRAG COTTAGE.

Ivan kwam naast haar staan, met een grote sleutelhanger die in zijn handen rinkelde terwijl hij de bundel doorzocht. Lacey voelde zich als een kind bij de ijscowagen, ongeduldig wachtend op de ijsmachine om zijn ding te doen, enthousiast stuiterend op haar tenen.

‘Heb niet al te hoge verwachtingen,’ zei Ivan voor de zoveelste keer toen hij eindelijk de sleutel vond; een toepasselijk grote, roestige bronzen sleutel die eruitzag alsof hij het kasteel van Rapunzel zou moeten openen. Hij stak hem in het slot en de deur deed de open.

Lacey stapte gretig het huis binnen en werd getroffen door een plotseling, krachtig gevoel van thuiskomen.

De gang was op zijn zachtst gezegd rustiek, met onbehandelde houten vloerplanken en vervaagd vilten behang. Aan haar rechterkant was de trap met in het midden een rode zachte loper met gouden roeden, alsof de oorspronkelijke eigenaar dacht dat het een statig huis was in plaats van een schilderachtige cottage. Links van haar stond een houten deur open, alsof die haar wenkte om naar binnen te gaan.

‘Zoals ik al zei, het is een beetje aan de armoedige kant,’ zei Ivan toen Lacey naar binnen liep.

Ze bevond zich in een woonkamer. Drie van de muren waren bedekt met vervaagd pepermunt-en-wit gestreept behang, de andere pronkte met stenen blokken. Een groot erkerraam keek uit op de zee, met een vaste bank onder het raam. Een houtkachel met een lange zwarte goot nam de hele hoek in beslag, met een zilveren emmer ernaast gevuld met houtblokken. Een grote houten boekenkast besloeg bijna een hele muur. De bijpassende bank, fauteuil en voetenbank zagen eruit als originelen uit de jaren veertig. Alles had een goede afstofbeurt nodig, maar voor Lacey maakte dat alles alleen maar des te perfecter.

Ze draaide zich om naar Ivan. Hij keek ongerust terwijl hij op haar beoordeling wachtte.

‘Ik vind het prachtig!’ dweepte ze.

Ivans gezichtsuitdrukking werd er een van verrassing (met een vleugje trots, merkte Lacey op).

‘O!’ riep hij uit. ‘Wat een opluchting!’

Lacey kon zich niet inhouden. Vol opwinding snelde ze door de woonkamer en nam alle kleine details in zich op. Op de sierlijke boekenplank met houtsnijwerk lagen een paar mystery-boeken, hun bladzijden gekreukeld van ouderdom. Een porseleinen spaarpot in de vorm van een schaap en een klok die niet meer tikte stonden op de volgende plank, en onderin stond een verzameling delicate porseleinen theepotten. Voor een antiekliefhebber was het als een droom die uitkwam.

‘Mag ik de rest zien?’ vroeg Lacey, en haar hart zwol op.

‘Ga je gang,’ antwoordde Ivan. ‘Ik ga even naar de kelder om de verwarming en het water te regelen.’

Ze liepen de kleine, donkere gang in. Ivan verdween door een deur onder de trap, terwijl Lacey doorliep naar de keuken, haar hart kloppend van nerveuze verwachting.

Toen ze de deur binnenstapte, snakte ze hardop naar adem.

De keuken zag eruit als iets uit een levend museum uit het victoriaanse tijdperk. Er was een origineel zwart Aga-fornuis, koperen potten en pannen die aan haken hingen die in het plafond waren geschroefd, en een groot vierkant hakblok in het midden. Door de ramen kon Lacey een groot gazon onderscheiden. Aan de andere kant van de elegante dubbele deuren was een terras, waar een gammele tafel met stoeltjes waren neergezet. Lacey kon zich al helemaal voorstellen dat ze daar zat, met versgebakken croissants uit de patisserie terwijl ze biologische Peruaanse koffie uit een speciaal koffiewinkeltje dronk.

Plotseling rukte een enorm bonkend geluid haar ruw uit haar mijmering. Het kwam ergens onder Lacey’s voeten vandaan. Ze had de vloerplanken voelen trillen.

‘Ivan?’ riep Lacey, en ze liep de gang weer in. ‘Is alles goed?’

Zijn stem klonk door de open kelderdeur. ‘Dat zijn alleen de waterleidingen. Ik denk dat ze al jaren niet gebruikt zijn. Het kan even duren voordat ze zich aangepast hebben.’

Nog een enorme knal deed Lacey opspringen. Maar omdat ze de onschuldige oorzaak kende, kon ze dit keer niet anders dan lachen.

Ivan verscheen weer via de keldertrap. ‘Dat is allemaal opgelost. Ik hoop echt dat de waterleidingen niet te lang nodig hebben om zich aan te passen,’ zei hij nerveus.

Lacey schudde haar hoofd. ‘Het draagt alleen maar bij aan de charme.’

‘Je kunt hier dus blijven zolang als nodig is,’ voegde hij eraan toe. ‘Ik zal mijn oren openhouden en je laten weten of een van de hotels beschikbaar komt.’

‘Maak je geen zorgen,’ zei Lacey tegen hem. ‘Dit is precies wat ik zocht, ook al besefte ik dat niet.’

Ivan gaf haar een van zijn verlegen glimlachjes. ‘Dus is een tientje per nacht oké?’

Lacey’s wenkbrauwen schoten omhoog. ‘Tien pond? Dat is iets van twaalf dollar of zo!’

‘Te veel?’ onderbrak Ivan haar, en zijn wangen gloeiden rood op. ‘Zou vijf beter zijn?’

‘Te wéínig!’ riep Lacey uit, zich ervan bewust dat ze de prijs omhóóg onderhandelde in plaats van omlaag. Maar de belachelijk ondergewaardeerde vergoeding die hij suggereerde kwam neer op diefstal, en Lacey zou niet profiteren van deze lieve, stuntelige man die haar had gered toen ze zich even een ‘jonkvrouw in nood’ had gevoeld. ‘Het is een historische cottage met twee slaapkamers. Geschikt voor een heel gezin. Als het eenmaal afgestoft en gepoetst is, dan kun je gemakkelijk honderden dollars per nacht aan deze plek verdienen.’

Ivan leek niet te weten waar hij moest kijken. Het was duidelijk dat over geld praten hem een ongemakkelijk gevoel gaf; nog meer bewijs, dacht Lacey, dat hij niet geschikt was voor het leven van een zakenman. Ze hoopte dat geen van zijn huurders van hem profiteerde.

‘Nou, laten we dan vijftien per nacht zeggen,’ stelde Ivan voor: ‘En ik zal iemand sturen om het afstoffen en poetsen te doen.’

‘Twintig,’ antwoordde Lacey. ‘En ik kan zelf afstoffen en poetsen.’ Ze grijnsde en stak haar hand uit. ‘Geef me nu de sleutel maar. Ik accepteer geen nee als antwoord.’

Het rood op Ivans wangen verspreidde zich tot aan zijn oren en helemaal tot in zijn nek. Hij knikte instemmend en legde de bronzen sleutel in Lacey’s handpalm.

‘Mijn nummer staat op het kaartje. Bel me maar als er iets kapot gaat. Wannéér, zou ik moeten zeggen.’

‘Bedankt,’ zei Lacey dankbaar en met een grinniklachje.

Ivan vertrok.

Nu ze alleen was ging Lacey naar boven om verder te gaan met verkennen. De grote slaapkamer was aan de voorkant van het huis, met uitzicht op de zee en een balkon. Het was ook weer een kamer als in een museum, met een groot, donker eikenhouten hemelbed en een bijpassende kast, die groot genoeg was om naar Narnia te kunnen leiden. De tweede slaapkamer was aan de achterkant van het huis, met uitzicht op het gazon. Het toilet was van de badkamer gescheiden, in een afzonderlijke ruimte nauwelijks zo groot als een kast. Het bad was een witte badkuip met bronzen poten. Er was geen aparte douche, alleen een handdouche die aangesloten was op de kranen van het bad.

Lacey ging terug naar de hoofdslaapkamer en liet zich op het hemelbed zakken. Het was de eerste keer dat ze echt de kans had om over de duizelingwekkende dag na te denken en ze was bijna in shock. Die morgen was ze nog een vrouw geweest die veertien jaar getrouwd was. Nu was ze single. Ze was in New York City een drukke carrièrevrouw geweest. Nu zat ze in een cottage op een klif in Engeland. Wat opwindend! Wat spánnend! Ze had in haar hele leven nog nooit zoiets stoutmoedigs gedaan, en tjonge wat voelde het goed!

De waterleidingen knalden luid en Lacey slaakte een gilletje. Maar even later barstte ze in lachen uit.

Ze ging achterover op het bed liggen en staarde omhoog naar de stoffen overkapping boven haar, luisterend naar het geluid van de golven die tegen de rotsen beukten. Het geluid bracht een plotselinge jeugdfantasie terug die ze vergeten was, over bij de zee wonen. Wat grappig dat ze die droom helemaal vergeten was. Als ze niet naar Wilfordshire was teruggekeerd, zou hij dan in haar hoofd begraven zijn gebleven, om nooit meer herinnerd te worden? Ze vroeg zich af welke andere herinneringen naar boven zouden kunnen komen terwijl ze hier was. Misschien zou ze, nadat ze morgen wakker was geworden, de stad een beetje gaan verkennen en kijken welke aanwijzingen er nog meer waren.

HOOFDSTUK DRIE

Lacey werd wakker door een vreemd geluid.

Ze ging rechtop zitten, even in de war door de onbekende kamer, die alleen door een smalle bundel daglicht werd verlicht die door een kier in de gordijnen naar binnen kwam. Het duurde een tel voordat haar hersenen omschakelden en ze zich herinnerde dat ze niet meer in haar appartement in New York City was, maar in een stenen cottage op de kliffen van Wilfordshire, in Engeland.

Het geluid was er weer. Dit keer was het niet het gebonk van de waterleidingen, maar iets heel anders, iets wat klonk alsof het van een dier afkomstig was.

Lacey keek met vermoeide ogen op haar mobiele telefoon en zag dat het vijf uur in de ochtend lokale tijd was. Met een zucht sleepte ze haar vermoeide lichaam uit bed. De effecten van de jetlag waren meteen duidelijk door de zwaarte van haar ledematen toen ze op blote voeten naar de balkondeuren liep en de gordijnen opendeed. Daar was de rand van de kliffen, en de zee die zich tot de horizon uitstrekte totdat het water een heldere, wolkeloze hemel ontmoette die net blauw begon te worden. Ze zag geen dierlijke dader op het gazon aan de voorzijde, en toen het geluid weer begon, kon Lacey het naar de achterkant van het huis volgen.

Lacey wikkelde zich in de badjas die ze op het laatste moment op het vliegveld had gekocht en liep op een drafje de krakende trap af om te kijken wat het was. Ze ging regelrecht naar de achterkant van het huis, de keuken in waar de grote glazen ramen en dubbele deuren haar een onbelemmerd uitzicht op het gazon gaven. En daar ontdekte Lacey de oorsprong van het geluid.

Er stond een hele kudde schapen in de tuin.

Lacey knipperde met haar ogen. Er stonden er minstens vijftien! Twintig. Misschien wel meer!

Ze wreef in haar ogen, maar toen ze ze weer opendeed, stonden alle pluizige beesten er nog, ze stonden op haar grasveld te grazen. Toen hief er eentje haar kop op.

Lacey keek het schaap aan en ze hadden even een staarwedstrijd, tot het schaap eindelijk haar kop achterover kantelde en een lang, luid, treurig geblaat uitte.

Lacey barste in gegiechel uit. Ze kon geen perfectere manier bedenken om haar nieuwe leven ‘ND’ te beginnen. Plotseling voelde het hier in Wilfordshire minder aan als een vakantie en meer als een intentieverklaring, het terugwinnen van haar oude zelf, of misschien een geheel nieuwe zelf, een zelf die ze nog niet ontmoet had. Wat het gevoel ook was, het liet bubbels in haar buik barsten alsof iemand haar met champagne had gevuld (of misschien was dat de jetlag; wat haar inwendige klok betrof, had ze haar lichaam royaal laten uitslapen). Hoe dan ook, Lacey kon niet wachten om aan haar dag te beginnen.

Lacey was vervuld met een plotseling enthousiasme voor avontuur. De vorige dag was ze met de gebruikelijke verkeersgeluiden in New York City wakker geworden; vandaag met het geluid van onophoudelijk geblaat. De vorige dag had ze schoon wasgoed en schoonmaakmiddelen geroken. Vandaag rook ze stof en zeelucht. Ze had de oude vertrouwelijkheid van haar leven vaarwel gezegd. Als een alleenstaande vrouw lag opeens de hele wereld aan haar voeten. Ze wilde verkennen! Ontdekken! Leren! Plotseling werd ze met een enthousiasme voor het leven vervuld dat ze niet meer had gevoeld sinds... nou ja, sinds haar vader was vertrokken.

Lacey schudde haar hoofd. Ze wilde niet aan verdrietige dingen denken. Ze was vastbesloten om dit nieuw ontdekte gevoel van vreugde niet te laten verdwijnen. In elk geval niet vandaag. Vandaag zou ze dat gevoel vastpakken en niet meer loslaten. Vandaag was ze vríj.

Lacey probeerde haar gedachten van haar rommelende maag af te leiden en probeerde in het grote bad te douchen. Ze gebruikte het vreemde slangachtige hulpstuk dat met de kranen was verbonden om zichzelf af te spoelen, zoals je dat met een modderige hond zou doen. Het water veranderde in een oogwenk van warm naar ijskoud en de waterleidingen deden de hele tijd alleen maar kláng-kláng-kláng. Maar de zachtheid van het water in vergelijking met het harde water dat ze in New York City gewend was, was het equivalent van een dure vocht inbrengende balsem over haar hele lichaam en Lacey genoot ervan, zelfs toen een plotselinge uitbarsting van kou haar tanden liet klapperen.

Zodra al het vuil van het vliegveld en de stadsvervuiling van haar huid verdwenen waren – haar huid was letterlijk glanzend – droogde ze zich af en trok de kleren aan die ze op het vliegveld had gekocht. Er hing een grote spiegel op de binnendeur van de Narnia-kast, die Lacey gebruikte om haar uiterlijk te beoordelen. En het was níét mooi.

Lacey trok een grimas. Ze had de kleren bij een winkel voor strandkleding op het vliegveld gekocht en ze had gedacht dat vrijetijdskleding het meest geschikt was voor haar vakantie aan zee. Maar hoewel haar bedoeling ‘casual strandkleding’ was geweest, zag dit samenraapsel er meer uit alsof het van de kringloopwinkel kwam. De beige broek zat een beetje te strak, het witte mousseline shirt slobberde om haar lichaam en de dunne bootschoenen waren zelfs nog minder geschikt voor de straatkeien dan haar hakken waren geweest! Het investeren in fatsoenlijke kleding zou vandaag haar hoogste prioriteit moeten hebben.

Lacey’s maag rammelde.

Tweede prioriteit, dacht ze, en ze klopte op haar buik.

Ze liep naar beneden. Het water droop van haar natte haar langs haar rug. Ze liep de keuken in en keek uit het raam. Er stonden nog maar een paar achterblijvers van de kudde schapen in de tuin. Lacey keek in de kasten en de koelkast, en zag dat beide leeg waren. Het was nog te vroeg om het stadje in te gaan om een versgebakken ontbijt bij de patisserie in de hoofdstraat te halen. Ze zou wat tijd moeten doden.

‘Wat tijd doden!’ riep Lacey hardop, en haar stem was vervuld van vreugde.

Wanneer was de laatste keer geweest dat ze tijd had gehad om te doden? Wanneer had ze zichzelf ooit de vrijheid gegeven om tijd te verspillen? David was altijd zo gedisciplineerd geweest met het beetje vrije tijd die ze hadden. Sportschool. Brunch. Familieverplichtingen. Ergens wat drinken. Elk ‘vrij’ moment was volgepland. Lacey had een plotselinge openbaring: alleen al het plánnen van vrije tijd ontkrachtte de vrijheid ervan! Door David toe te staan om te plannen en te dicteren wat ze met hun tijd deden, had ze zichzelf eigenlijk een dwangbuis van sociale verplichtingen aangetrokken. Het moment van helderheid trof haar in een bijna boeddhistisch moment van inzicht.

De Dalai Lama zou zo trots op me zijn, dacht Lacey, en ze klapte in haar handen van verrukking.

Op dat moment blaatten de schapen in de tuin. Lacey besloot dat ze haar nieuw verworven vrijheid zou gebruiken om amateur-speurneus te spelen en uit te zoeken waar die kudde schapen vandaan kwam.

Ze opende de dubbele deuren en liep naar het terras. Frisse ochtendnevel bevochtigde haar gezicht, terwijl ze over het tuinpad naar de twee pluizenbollen wandelde die nog steeds van haar gras stonden te eten. Toen ze haar aan hoorden komen, draafden ze onhandig weg, zonder enige elegantie, en ze verdwenen door een opening in de haag.

ВходРегистрация
Забыли пароль